Onderdelen en wedstrijden
Bordjesdrager
Elke schutterij dient volgens de reglementen vooraf te worden gegaan door een bordjesdrager. Dit is meestal een van de jeugdleden (leerlingen uit de drumband) die het bordje draagt waarop minimaal het embleem van de schutterij, de naam van de schutterij, en het nummer in de optocht staat, om te laten zien welke schutterij eraan komt. Tijdens de schuttersfeesten worden de bordjesdragers gejureerd op hun houding, het in de pas lopen, het niet te ver vooruit lopen ten opzichte van de schutterij en hun uniformering. Deze is veelal gelijk aan die van de rest van de schutterij.
Tamboer Majoor
Dit is de persoon die zorg draagt voor de leiding over de drumband cq het klaroenkorps. Vaak is deze persoon ook de instructeur/dirigent van de drumband/trompetterkorps. Tijdens de schuttersfeesten leidt de Tamboer-majoor het muziekkorps bij de Mars- en Showwedstrijden, die door een ervaren muziekjury beoordeeld worden. Hierbij zijn zowel prijzen voor het korps, alsook voor de Tamboer-majoor te verdienen.
Drumband
Vooraf gegaan door de tamboer maître zorgt de drumband er voor dat de gehele schutterij in de maat loopt. Verder heeft de drumband als taak ervoor te zorgen dat de mensen langs de kant weten dat er een korps aankomt. Tijdens de schuttersfeesten treedt de drumband op in de voor hen bestemde divisie. Daarbij wordt een concertwerk uitgevoerd (staand) en een muziekwerk tijdens het marcheren. In vroegere dagen werden de schutterijen begeleid door slechts een Tamboer, nu zijn het bijna alleen nog maar complete muziekgezelschappen (drumbands, klaroenkorpsen en zelfs pipebands).
De Marketentsters
Mooi om te zien, dat zijn de marketentsters die sinds begin jaren ‘70 de schutterijen begeleiden. Het idee van de marketentster is afgeleid van de vrouwen die (vaak met kind en kegel) in de 16e en 17e eeuw achter de legers aan trokken. Het was een mogelijkheid om bij de echtgenoot in de buurt te zijn en hem van zijn droogje en natje te voorzien. Hun “rats, kuch en bonen” moesten de huursoldaten in die dagen namelijk veelal zelf zien te organiseren. De vrouwen maakten van de nood een deugd, en boden ook anderen voedsel en drank als koopwaar aan. Vandaar de naam marketentster, die is afgeleid van ‘markentare’ wat verkopen of verhandelen betekent.
Het Vaandel
Het vaandel is net als bij iedere vereniging het herkenningsteken van de schutterij. Sinds mensenheugenis speelt het vaandel een belangrijke rol, zowel in de samenleving als ook binnen de legers. De Romeinen kenden reeds hun “signum bello” ofwel het strijdteken dat de aanvoerder symboliseerde. Hij vormde de “vlag” waaronder de soldaten zich schaarden. Zolang deze boven het krijgsgeweld wapperde, putte men moed en hoop. Viel het vaandel in handen van de vijand, was alles verloren. Nog steeds
symboliseert het vaandel trouw aan en eerbied voor kerk en vaderland. Zonder een proper vaandel mag de schutterij zich niet eens een schutterij noemen en is er dus ook geen activiteit. Op het vaandel is nagenoeg zonder uitzondering de naam van de schutterij, de “vermoedelijke” datum van oprichting en een afbeelding van de beschermheilige te zien. Ook het vaandel (drager) wordt gejureerd in de optocht en bij de presentatie.
Het Koningspaar
Koning zijn is een "eretitel" die jaarlijks wordt verdiend door tijdens het vogelschieten om de beurt in volgorde van loting op een houten vogel te schieten. Wie het lukt om het laatste restje hout van de paal weg te schieten, mag zich dat jaar koning noemen. Hij krijgt hierbij het koningszilver, dat bestaat uit allerlei zilveren platen met de namen van vele voorgaande koningen van de schutterij. Verder bevat het koningszilver een zilveren vogel, zonder welke het geheel niet compleet is. Zijn eigen koningsplaat wordt er daarna ook aan toegevoegd. De koning is niet verplicht een koningin aan zijn zijde te hebben. De koning (en de koningin) zijn de blikvangers en hoogste vertegenwoordigers van een schutterij. Het is dan ook vanzelfsprekend dat zij er altijd goed verzorgd uit moeten zien. De koning (en koningin) zijn, net als het vaandel, verplicht in een schutterij. Zonder een koning mag je je geen schutterij noemen en is er dus ook geen activiteit.
De Schutters
Deze groep wordt ook wel de “geweerdragers” genoemd. De geweren waar zij mee lopen zijn onklaar gemaakte militaire exercitiewapens. Het geweer wordt aan de rechterzijde gedragen, vastgehouden met een gebogen arm en met de hand aan de riem. Deze schutters kunnen ook echte schutters zijn en doen vaak ook mee aan exercitiewedstrijden. Dit zijn militaire oefeningen, die ook bij de krijgsmacht beoefend worden. Men onderscheidt hierin de Oude en de Nieuwe Exercitie. Uiteraard vereist deze exercitie veel discipline en oefening, om de uitvoering synchroon uit te voeren. Verder zijn dit de mannen die als broeders met elkaar vorm en inhoud geven aan het schuttersgebeuren. Want ongeacht de rang of stand, schutters zijn gelijk.
De Commandant
Deze leidt de gehele schutterij en deelt de diverse commando's uit om de schutterij op de plaats van bestemming te krijgen. Deze commando's zijn ook weer afgeleid uit het leger.
De Officieren
Achter het vaandel marcheren de officieren. Zij bekleden in tegenstelling tot hun voorvaderen weliswaar niet meer automatisch een functie in het bestuur van de schutterij, maar zijn toch min of meer de “meest aanzienlijken” van de schutterij. Hun rang kregen zij als dank voor jarenlange inzet voor de schutterij. Dus mogen zij zich tooien met een fraaie pluim, epauletten op de schouders, sjerpen om de heup en gouden biezen langs de broek. Aan hun riem een sabel. Tot het officierkorps horen, luitenanten, majoors, kolonels en generaals. De sergeant-majoor loopt als tamboer-maître voor de drumband, de vaandrig gaat in het midden. Naast de schutterij loopt de commandant in de rang van kapitein.
De “zwarebuks”
Geschoten wordt er met een zogeheten “zware buks”. Dit wapen is in de vorige eeuw speciaal voor de schutterijen ontwikkeld. De naam heeft het geweer te danken aan het feit dat dit ca. 15 kg weegt. Geschoten wordt er met eigen gemaakte kogels, kaliber 12 tot 16 mm. Door zijn gewicht, moet de buks worden ondersteund met een “oplegpaal”. Met gespreide benen gaat de schutter vervolgens als het ware “in de buks hangen”. Een hand aan de trekker en de andere bovenop het geweer. Kijkend door de diopter, houdt hij het bolletje in het centrum van de ringkorrel die vooraan op de loop is gemonteerd. Ziet hij rondom het bolletje overal evenveel “licht”, houdt hij zijn lichaam stil en is hij volledig geconcentreerd, dan zal de schutter waarschijnlijk niet missen. Waarschijnlijk, want over een afstand van 20 meter van buks tot bolletje, kan veel mis gaan. Een verschuiving van één millimeter in het vizier, leidt bovenin de hark tot een afwijking die gemakkelijk groot genoeg kan zijn om het bolletje helemaal of half te missen.
De “zwarebuks”
Geschoten wordt er met een zogeheten “zware buks”. Dit wapen is in de vorige eeuw speciaal voor de schutterijen ontwikkeld. De naam heeft het geweer te danken aan het feit dat dit ca. 15 kg weegt. Geschoten wordt er met eigen gemaakte kogels, kaliber 12 tot 16 mm. Door zijn gewicht, moet de buks worden ondersteund met een “oplegpaal”. Met gespreide benen gaat de schutter vervolgens als het ware “in de buks hangen”. Een hand aan de trekker en de andere bovenop het geweer. Kijkend door de diopter, houdt hij het bolletje in het centrum van de ringkorrel die vooraan op de loop is gemonteerd. Ziet hij rondom het bolletje overal evenveel “licht”, houdt hij zijn lichaam stil en is hij volledig geconcentreerd, dan zal de schutter waarschijnlijk niet missen. Waarschijnlijk, want over een afstand van 20 meter van buks tot bolletje, kan veel mis gaan. Een verschuiving van één millimeter in het vizier, leidt bovenin de hark tot een afwijking die gemakkelijk groot genoeg kan zijn om het bolletje helemaal of half te missen.
Een schuttersfeest trekt vele bezoekers. En het moet wel heel raar lopen of die menigte smelt in een mum van tijd samen tot één grote massa mensen die in een lichte staat van gelukzaligheid verkeerd. Dat laat onverlet dat in de optocht en op het feestterrein in opperste concentratie op vele fronten wordt gestreden om de hoogste eer. Eerst en vooral onder de schietboom. Verder wordt ziel en zaligheid in musiceren, vendelen, en exerceren gelegd. En laten we de keizers, koningen – al dan niet met hun wederhelft – marketentsters, bielemannen en generaals niet vergeten. Met kloppend hart treden ook zij voor de jury. De schutterijen zijn aangesloten bij een bond. In het Nederlandse zijn er 6 bonden waarvan de 3 zuidelijkste zijn aangesloten bij de Zuid Limburgse Federatie. In onze bond worden per jaar 4 bondsfeesten georganiseerd. Bij toerbeurt komt iedere schutterij in aanmerking voor zo'n bondsfeest. Op een schuttersfeest gebeurt er van alles zoals:
- Aankomst
Wanneer de schutters en toeschouwers van heinde en verre toestromen voor het oud Limburgs schuttersfeest is dat al een gewaarwording op zich. Naarmate het feestterrein nadert, raken wegen voller. Vrijwilligers wijzen de weg. In de verte staan tenten en schietbomen. Voor de schutters is het zaak instrumenten en materialen zo spoedig mogelijk naar de centrale verzamelplaats te brengen. Deze wordt gemarkeerd door een bordje met wedstrijdnummer. Evenals menig bezoeker, gaan zij vervolgens op pad om het feestterrein te verkennen: “waar kunnen wij bonnen kopen? Waar krijg ik iets te drinken?”.
- Binnenkomst
Nadat het feestterrein verkend is gaat het feest pas echt beginnen. Om de beurt moet elke deelnemende schutterij zich presenteren bij de notabelen. Hier wordt gelet op de houding van de schutters, de rechte rijen en het in de pas lopen. Verder wordt er bij de binnenkomst het vaandel neergezet en gaat de schutterij (even) zonder het vaandel verder. Dit is de enigste keer dat dit gebeurd. Tijdens de opening worden de twee volksliederen gespeeld (Het Limburgs volkslied en het Wilhelmus). Een kort welkomstwoord door een hoogwaardigheidsbekleder en een kort woordje door de voorzitter van de organiserende schutterij behoren ook tot de handelingen. Ook zal de pastoor van het dorp c.q. stad voorgaan in gebed. Tot slot zal de voorzitter van de bond het schuttersfeest voor geopend verklaren.
- De optocht als wedstrijd
Achter de grote verscheidenheid die in de optocht tentoon wordt gespreid, gaat wel degelijk een eenheid schuil:
allen lopen in het gelid, met ernstige blikken, stramme passen en het mondje dicht. De optocht is voor schutters een wedstrijd, gebaseerd op de eeuwenoude traditie als beschermers van de kerk, volk en vaderland (auter, heerd en troon). Dus worden de schutterijen door een deskundige jury beoordeeld: zijn de rijen recht, worden de benen en armen tot op gelijke hoogte gezwaaid, lopen allen in de pas, gaat de schutterij goed door de bochten. Ook wordt erop gelet dat de afstand tussen de opeenvolgende schutterijen niet te kort of te lang is en dat de drumband, vaandrig, officieren en schutters als een samenhangend geheel overkomen.
- Een speciaal wedstrijdonderdeel in de optocht vormt het defilé
Aan het einde van de route hebben de genodigden plaatsgenomen op de tribune. Geheel in stijl en traditie komt hen bijzondere eer toe. Dus gaan de schutters op commando over op de paradepas: benen recht, rug ietsjes naar achteren, armen gestrekt, en voeten plat op de grond, het vaandel neigt, en de officieren presenteren de sabel. Alleen de koning en keizer hoeven niet te buigen voor hun gelijken. Terwijl het publiek dit schouwspel in zich opneemt, nemen de schutters het publiek waar. Met name het vrouwelijk schoon langs de route wordt door weinigen over het hoofd gezien. Op die manier is de optocht niet alleen een kwestie van kijken maar ook van bekeken worden.
- Drumband in de ring
Nadat de drumband in de optocht z’n beste beentje voorgezet heeft, kunnen zij in hun eigen divisie en sectie uittreden in “de ring“. Zij spelen dan voor een vakkundige jury twee muziekstukken: een staande en een in volle mars. Bij het staande stuk mag de tamboer-maître dirigeren en gaat het erom dat daadwerkelijk elke noot kraakhelder klinkt. Bij het lopende stuk gaat het erom dat de drumband exact in de pas loopt, rechte rijen heeft, rechte bochten maakt en daarbij ook weer zuiver speelt.
Behalve dat de drumband van de schutterij als een ensemble optreedt, kunnen ook individuele leden van de drumband hun muzikale talenten laten jureren. De tamboers en klaroenblazers worden geacht de “signaalfuncties” te kennen waarmee zij, andermaal naar militaire traditie, op het strijdtoneel de troepen namens de bevelvoerders zouden moeten bewegen. Het aardige aan deze solistenconcours is dat er met name jeugdige tot zeer jeugdige leden aan deelnemen. Vol ernst en met overgave gaan zij ervoor. En omdat meestal dezelfde muzikanten de strijd met elkaar aangaan, ontstaat er een gezonde concurrentie die de prestaties ten goede komt.
- Beoordeling van koning, keizer en generaal
Een aantal rangen en functies binnen de schutterij gaan gepaard met bijzonder uiterlijk vertoon. De koning vormt de spil waarom de schutterij draait. Het uniform en zilveren eretekens vormen, evenals de koningin, een ware blikvanger. Hetzelfde geldt voor de keizer, terwijl ook de generaal vol trots z’n outfit toont. Daarbij zijn door de normencommissie strikte regels opgesteld waaraan deze “figuren” in hun kleding en toebehoren, houding en verschijning moeten voldoen. Gepoetste schoenen vormt een minimale eis. De kleurencombinatie van sokken, rok en bloemen van de koningin telt al zwaarder. Voor de generaal gelden weer andere regels. Omdat hij een relatief zeldzame rang bekleed, is zijn uniform niet per definitie standaard. Hij kan in twee categorieën deelnemen: de modelste en de mooiste generaal. De modelste generaal heeft zijn uniform geënt op de militaire snit waarin de schutterij gekleed gaat. De mooiste generaal is gekleed in een fantasie-uniform dat qua uiterlijk heel fraai kan zijn, maar “historisch” of “militair” niet verantwoord hoeft te zijn.
- Onder de schietboom
Hoe mooi, verassend en indrukwekkend de optocht en de wedstrijden op de feestweide ook moge zijn, het klapstuk van elk schuttersfeest vormt de schietwedstrijd. De rij met schietbomen vormt het focuspunt op het feestterrein. Hier gebeurd het. Hier wordt de hoofdstrijd gestreden, en wordt het feest gewonnen of verloren. Op een schuttersfeest stelt elke schutterij minimaal één team van zes schutters op (OLS), tijdens de bondsfeesten kunnen dat er meer zijn. Deze schutters dienen om de beurt, van ± 10 meter afstand tot de “hark”,elk drie schoten te lossen op een “hark”, van ± 12 meter hoog, met houten blokjes. Deze hark is opgebouwd uit een boven- en een onder- lat, die verbonden zijn door 5 verticale latten. In elke verticale lat zitten 18 gaatjes geboord waardoorheen kleine houten stokjes van 0.7x0.7cm zijn gestoken. Aan de beide uiteinden van elk stokje is een zwart geverfd houten blokje geprikt. Dit heeft een afmeting van 1,5x1,5x1,5 cm. Wanneer men de moeilijkheidsgraad wil verhogen, verkleint men die blokjes. Deze blokjes zijn ritmisch “kort-lang-kort-lang” gemaakt, zodat de schutters minder kans lopen het verkeerde blokje te raken. Er wordt door twee verenigingen op één hark geschoten, waarbij de paal als scheidslijn geldt. Elke schutterij moet de rijen met 18 blokjes “van buiten naar binnen” en “van boven naar onder” afschieten. Dit betekent dat eerst de buitenste 18 punten moeten worden afgeschoten. Daarna de binnenste 18 van de buitenste lat. Aansluitend komt de volgende verticale lat met 18 punten aan de beurt, en zo verder. Elke schutter dient drie schoten te lossen. Wordt gemist, dan is de vereniging meestal af, tenzij er nog meer schutterijen zijn die gemist hebben. Is dit niet het geval dan mag het team deze reeks van 18 schoten nog afmaken, maar is daarna uitgesloten van verdere deelname. Hetzelfde geldt wanneer een verkeerd blokje wordt afgeschoten, of er niet helemaal vanaf geschoten wordt. Diegenen die het laatst overblijven hebben gewonnen.
De schutters moeten gedurende vele ronden keer op keer de rust en zelfbeheersing vinden om zich volledig te concentreren. Met een groot aantal fans en toeschouwers in zijn rug, en bewust van het feit dat wanneer hij als enige van het team mist de wedstrijd voorbij is en dus “gezichtsverlies” wordt geleden, ontstaat een prestatiedruk waaronder de meeste schutters eerder vroeger dan later bezwijken. Wanneer er in de vroege avond minder dan 100 lux lichtsterkte over het feestterrein hangt, wordt de wedstrijd stilgelegd en gekeken wie welke prijs krijgt. Bij Het OLS gaat dit anders, de zestallen die nog in de race zijn, gaan een spannende week tegemoet want zij moeten de zaterdag erna weer verschijnen om verder te schieten om de grote prijs. Zij oefenen thuis op de eigen schietboom en spreken elkaar moed in om de volgende zaterdag rond het middaguur vol zelfvertrouwen weer op het schietterrein te verschijnen. Hier gaat het er weer om dat die 18 Blokjes afgeschoten worden. De druk is groot, want het hele dorp en half Limburg kijkt toe of luistert via de radio mee. De eerste ronde valt de zwaarste, getuige het feit dat meestal meer dan de helft van de deelnemers dan reeds sneuvelt. Gelukkig voor de talloze toeschouwers, krijgen de overgebleven schutters al snel weer een vast ritme te pakken. Zo kan het zijn dat ook op die zaterdag geen winnaar bekend wordt. De sterkste der sterksten komen dan op zondag weer bij elkaar om de strijd definitief te slechten. De winnaar mag dan volgend jaar het OLS organiseren en de toeschouwers en schutterijen zullen dan in de verte de schietbomen weer zien staan.